Ontwikkeling van de Atlantikwall

Duitsland na ‘De Grote Oorlog’

De nasleep van de Eerste Wereldoorlog had grote invloed op de Duitse bevolking. Het land werd verplicht tot hoge herstelbetalingen aan de geallieerden. De nederlaag ondermijnde het gevoel van eigenwaarde. Veel mensen waren verbitterd en ontgoocheld. Hitler zag zijn kans en zou het land weer op de kaart zetten.
Vanaf 1939 liep de Wehrmacht verschillende Europese landen onder de voet. Jarenlange bezetting en onderdrukking volgde. Aan de westgrens van het Derde Rijk lag nog maar één gevaar: dat van het Britse Koninkrijk. Vanaf dat eiland zouden de geallieerden mogelijk terug kunnen slaan.

5.000 kilometer kustverdediging

In december 1941 gaf de Duitse legerleiding het bevel tot de bouw van de Neue Westwall, later de Atlantikwall genoemd. Het zou een 5.000 km lange verdedigingslinie worden langs de kust van Noorwegen tot aan de grens van Frankrijk met Spanje met duizenden betonnen bunkers, tienduizenden bouwwerken van baksteen, honderdduizenden kilometers aan prikkeldraad en loopgraven, veldversterkingen, mijnenvelden, lange anti-tankmuren en -tankgrachten en allerlei soorten strand- en wegversperringen.

Gefaseerde bouw

De kustverdediging werd in fases gebouwd, ‘meegroeiend’ met de ontwikkelingen in de oorlog. In eerste instantie bouwden de Duitsers de door hen veroverde kustbatterijen uit en werden er kleine wacht- en observatieposten ingericht.
Deze eerste stellingen waren er vooral om de kust te bewaken, van verdediging was nog geen sprake. De bouw van zware bunkers volgde pas later.

Twee fronten

Duitsland wilde voorkomen dat het op twee fronten oorlog zou moeten voeren, in het oosten tegen de Russen en in het westen tegen de geallieerden. De Neue Westwall zou de westzijde van het Duitse Rijk gaan beschermen. Ook konden dan manschappen worden vrijgemaakt voor de fronten waar werd gevochten. De naam is afgeleid van de Westwall, die aan het eind van de jaren dertig langs de Duits-Franse grens was gebouwd.
Alhoewel voor de Neue Westwall duizenden zware betonnen bunkers werden gepland, was het aanbod van arbeidskrachten, transportmiddelen en grondstoffen te gering om dit binnen één jaar te realiseren. De bouw beperkte zich in 1942 tot kleine betonnen bunkers en bouwwerken van metselwerk.

Ständige bunkers

Pas in de winter van 1942 op 1943 werd op grote schaal gestart met de zogenaamde Ständige bunkers (St.-bunkers). Dit zijn ook de beeldbepalende bunkers voor de Atlantikwall zoals de verdedigingslinie vanaf dat moment in de propaganda werd genoemd.

Atlantikwall in Nederland

Vitale gebieden in Nederland

De Duitse krijgsmacht had de Nederlandse kust als minder invasiegevoelig beoordeeld. Toch waren er ook hier gebieden die belangrijk waren in de verdediging.

Havens

De havensteden direct aan of achter de kust zouden bij een invasie van groot belang zijn voor de geallieerde troepen. Hierlangs konden constant nieuwe troepen en materiaal worden aangevoerd om de strijd op het land te kunnen voortzetten.
Hoek van Holland bijvoorbeeld werd vanwege de Nieuwe Waterweg en de Rotterdamse havens uitgeroepen tot Festung, de zwaarste verdedigingsgradatie binnen de Atlantikwall.

Bestuurlijk centrum

In Den Haag was vanaf 1940 op de buitenplaats Clingendael het bestuurlijk centrum gevestigd. Van hieruit bestuurde Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart het bezette Nederland.
Er lagen meer hoofdkwartieren in en rondom Den Haag, waaronder het hoofdkwartier van de Führer der Schnellboote. Vanuit dit complex voerde een marinecommandant het bevel over alle Duitse torpedoboten in West-Europa.

Ingrijpende veranderingen

De aanleg van de Atlantikwall had grote gevolgen voor zowel de natuur alsook voor de kustgebied-bewoners. Vanaf 1942 kwamen er steeds meer beperkingen. De duinen en het strand werden tot Sperrgebiet verklaard. Op grote schaal werden huizen en gebouwen gesloopt voor de aanleg van verdedigingswerken, versperringen en vrije schootsvelden.
Op veel plaatsen kwam de kust er anders uit te zien en delen van oude dorpskernen verdwenen. Dit was onder andere het geval in Hoek van Holland, Hellevoetsluis en Katwijk. Sommige dorpen zoals Ter Heijde verdwenen van de kaart, ze werden door de Atlantikwall ‘opgeslokt’.
Water-, kerk- en vuurtorens die bij goed zicht vanuit zee voor de vijand als oriëntatiepunten konden dienen, gingen gedeeltelijk of volledig tegen de grond.

Land onder water

Net zoals de Nederlandse krijgsmacht dit toepaste in de Hollandse Waterlinie, kende ook de Duitse bezetter inundaties: het onder water zetten van het land om een vijandelijke opmars te belemmeren. In Zuid-Holland werden onder andere delen van de Hoekse Waard, Goeree-Overflakkee en Voorne-Putten onder water gezet.

Evacués

De ontruiming, sloop en het onder water zetten hadden grote gevolgen voor de bevolking. Enorme aantallen evacués moesten elders in de regio worden opgevangen. Een deel van de bevolking moest zelfs verder trekken richting het oosten van Nederland.

Atlantikwall: keten van steunpunten

In tegenstelling tot wat de naam suggereert, was de Atlantikwall niet een gesloten linie of een daadwerkelijke ‘muur’. De verdediging was opgebouwd uit een keten van losstaande en zelfstandig opererende steunpunten, met gradaties in sterkte. Stellingen hadden ieder een functie zoals een infanteriegevechtsstelling, een geschutsbatterij, commandopost, of radarstelling.

De Duitsers noemden de stellingen Widerstandsnest of Stützpunkt. Een Widerstandsnest had vaak een gering oppervlak en een bezetting van tien tot twintig man. De bewapening bestond uit (zware) mitrailleurs, mortieren en een stuk veld- of antitankgeschut. Widerstandsnester kwamen het meeste voor.
Een Stützpunkt had een groter oppervlak, meestal van enkele hectaren. Dit waren onder andere de kustbatterijen, luchtafweerstellingen, radarstellingen en andere ‘grotere’ functies. Ze waren omheind met prikkeldraad en de meeste bouwwerken daarbinnen waren onderling verbonden met loopgraven.

Tussen de stellingen lag gemiddeld een afstand van een kilometer voorzien van prikkeldraad en versperringen zoals mijnenvelden en tankhindernissen.
De meest voorkomende bunkers waren geschuts-, manschappen en munitiebunkers. Ook werden commando-, radar-, hospitaal- en waterbunkers gebouwd. Sommige complexen bestonden uit tientallen bouwwerken waar meer dan 100 militairen verbleven.

Landfront en Seefront

De verdediging was niet alleen bedoeld om een invasie vanaf zee af te slaan. Ook een aanval met luchtlandingstroepen vanuit het achterland werd gevreesd. Er werden dan ook twee ‘fronten’ onderscheiden. Het Seefront een keten van stellingen direct aan de kust om het strand te verdedigen en het Landfront met stellingen waarmee het achterland werd beveiligd. Zodoende konden aanvallen van elke kant worden weerstaan.

Freie Küste

Delen van de kust waarachter natuurgebied lag of landbouw plaatsvond, waren militair minder belangrijk. De Duitsers noemden deze Freie Küste.

Fortificatiegradaties

Er werden drie fortificatiegradaties gehanteerd:

  • Stützpunktgruppe: verzameling van Widerstandsnester en Stützpunkte van waaruit gebieden van soms tientallen vierkante kilometers werden verdedigd. De stellingen waren met elkaar verbonden door tankversperringen en mijnenvelden.
  • Op plaatsen waar de Duitsers de kans op een aanval zeer waarschijnlijk achtten, noemden ze de verzameling van Widerstandsnester en Stützpunkte een Verteidigungsbereich. Bijvoorbeeld bij de havens zoals Hoek van Holland, IJmuiden of Vlissingen.
  • De zwaarste verdedigingsvorm heette de Festung en was vanaf 1944 operationeel. In feite is een Festung een versterkt Verteidigungsbereich. Het kon enige maanden tegen een vijand standhouden zonder bevoorrading van buitenaf.

De sterkte van een stelling werd niet alleen bepaald door de bewapening ervan. Ook het gebruikte bouwmateriaal droeg daaraan bij, variërend van hout en zandzakken tot en met gewapend beton waaruit wanden en daken van minimaal twee meter dik werden opgetrokken.

Luchtfoto Bunkerroute De Punt. (Foto: Arthur van Beveren)
Luchtfoto Informatiebord Widerstandsnest 67 HL, Kijkduin